INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- dispenseerde
- dispenseerde
- dispenseerde
- dispenseerde
- dispenseerden
- dispenseerden
- dispenseerden
O.v.t. (Past)
- zal dispenseren
- zult dispenseren
- zal dispenseren
- zult dispenseren
- zult dispenseren
- zullen dispenseren
- zullen dispenseren
O.t.t.t. (Future)
- had gedispenseerd
- had gedispenseerd
- had gedispenseerd
- had gedispenseerd
- hadden gedispenseerd
- hadden gedispenseerd
- hadden gedispenseerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gedispenseerd
- hebt gedispenseerd
- heeft gedispenseerd
- hebt gedispenseerd
- hebben gedispenseerd
- hebben gedispenseerd
- hebben gedispenseerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gedispenseerd hebben
- zult gedispenseerd hebben
- zal gedispenseerd hebben
- zult gedispenseerd hebben
- zult gedispenseerd hebben
- zullen gedispenseerd hebben
- zullen gedispenseerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gedispenseerd hebben
- zou gedispenseerd hebben
- zou gedispenseerd hebben
- zou gedispenseerd hebben
- zouden gedispenseerd hebben
- zouden gedispenseerd hebben
- zouden gedispenseerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen gedispenseerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden gedispenseerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zullen gedispenseerd zijn
-
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zouden gedispenseerd zijn
-