NL.png diplomeren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • diplomeren

O.t.t. (Present)

  • diplomeerde
  • diplomeerde
  • diplomeerde
  • diplomeerde
  • diplomeerden
  • diplomeerden
  • diplomeerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal diplomeren
  • zult diplomeren
  • zal diplomeren
  • zult diplomeren
  • zult diplomeren
  • zullen diplomeren
  • zullen diplomeren

O.t.t.t. (Future)

  • had gediplomeerd
  • had gediplomeerd
  • had gediplomeerd
  • had gediplomeerd
  • hadden gediplomeerd
  • hadden gediplomeerd
  • hadden gediplomeerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gediplomeerd
  • hebt gediplomeerd
  • heeft gediplomeerd
  • hebt gediplomeerd
  • hebben gediplomeerd
  • hebben gediplomeerd
  • hebben gediplomeerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gediplomeerd hebben
  • zult gediplomeerd hebben
  • zal gediplomeerd hebben
  • zult gediplomeerd hebben
  • zult gediplomeerd hebben
  • zullen gediplomeerd hebben
  • zullen gediplomeerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gediplomeerd hebben
  • zou gediplomeerd hebben
  • zou gediplomeerd hebben
  • zou gediplomeerd hebben
  • zouden gediplomeerd hebben
  • zouden gediplomeerd hebben
  • zouden gediplomeerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gediplomeerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gediplomeerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gediplomeerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gediplomeerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gediplomeerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gediplomeerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gediplomeerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gediplomeerd zijn
  •