NL.png dineren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • dineren

O.t.t. (Present)

  • dineerde
  • dineerde
  • dineerde
  • dineerde
  • dineerden
  • dineerden
  • dineerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal dineren
  • zult dineren
  • zal dineren
  • zult dineren
  • zult dineren
  • zullen dineren
  • zullen dineren

O.t.t.t. (Future)

  • had gedineerd
  • had gedineerd
  • had gedineerd
  • had gedineerd
  • hadden gedineerd
  • hadden gedineerd
  • hadden gedineerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gedineerd
  • hebt gedineerd
  • heeft gedineerd
  • hebt gedineerd
  • hebben gedineerd
  • hebben gedineerd
  • hebben gedineerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gedineerd hebben
  • zult gedineerd hebben
  • zal gedineerd hebben
  • zult gedineerd hebben
  • zult gedineerd hebben
  • zullen gedineerd hebben
  • zullen gedineerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gedineerd hebben
  • zou gedineerd hebben
  • zou gedineerd hebben
  • zou gedineerd hebben
  • zouden gedineerd hebben
  • zouden gedineerd hebben
  • zouden gedineerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • *
  •  

O.v.t. (Past)

  • *
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • *
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • *
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • *
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • *
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • *
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • *
  •