NL.png dilateren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • dilateren

O.t.t. (Present)

  • dilateerde
  • dilateerde
  • dilateerde
  • dilateerde
  • dilateerden
  • dilateerden
  • dilateerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal dilateren
  • zult dilateren
  • zal dilateren
  • zult dilateren
  • zult dilateren
  • zullen dilateren
  • zullen dilateren

O.t.t.t. (Future)

  • had gedilateerd
  • had gedilateerd
  • had gedilateerd
  • had gedilateerd
  • hadden gedilateerd
  • hadden gedilateerd
  • hadden gedilateerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gedilateerd
  • hebt gedilateerd
  • heeft gedilateerd
  • hebt gedilateerd
  • hebben gedilateerd
  • hebben gedilateerd
  • hebben gedilateerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gedilateerd hebben
  • zult gedilateerd hebben
  • zal gedilateerd hebben
  • zult gedilateerd hebben
  • zult gedilateerd hebben
  • zullen gedilateerd hebben
  • zullen gedilateerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gedilateerd hebben
  • zou gedilateerd hebben
  • zou gedilateerd hebben
  • zou gedilateerd hebben
  • zouden gedilateerd hebben
  • zouden gedilateerd hebben
  • zouden gedilateerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gedilateerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gedilateerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gedilateerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gedilateerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gedilateerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gedilateerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gedilateerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gedilateerd zijn
  •