NL.png digereren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • digereren

O.t.t. (Present)

  • digereerde
  • digereerde
  • digereerde
  • digereerde
  • digereerden
  • digereerden
  • digereerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal digereren
  • zult digereren
  • zal digereren
  • zult digereren
  • zult digereren
  • zullen digereren
  • zullen digereren

O.t.t.t. (Future)

  • had gedigereerd
  • had gedigereerd
  • had gedigereerd
  • had gedigereerd
  • hadden gedigereerd
  • hadden gedigereerd
  • hadden gedigereerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gedigereerd
  • hebt gedigereerd
  • heeft gedigereerd
  • hebt gedigereerd
  • hebben gedigereerd
  • hebben gedigereerd
  • hebben gedigereerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gedigereerd hebben
  • zult gedigereerd hebben
  • zal gedigereerd hebben
  • zult gedigereerd hebben
  • zult gedigereerd hebben
  • zullen gedigereerd hebben
  • zullen gedigereerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gedigereerd hebben
  • zou gedigereerd hebben
  • zou gedigereerd hebben
  • zou gedigereerd hebben
  • zouden gedigereerd hebben
  • zouden gedigereerd hebben
  • zouden gedigereerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gedigereerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gedigereerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gedigereerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gedigereerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gedigereerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gedigereerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gedigereerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gedigereerd zijn
  •