NL.png dieven

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • dieven

O.t.t. (Present)

  • diefde
  • diefde
  • diefde
  • diefde
  • diefden
  • diefden
  • diefden
 

O.v.t. (Past)

  • zal dieven
  • zult dieven
  • zal dieven
  • zult dieven
  • zult dieven
  • zullen dieven
  • zullen dieven

O.t.t.t. (Future)

  • had gediefd
  • had gediefd
  • had gediefd
  • had gediefd
  • hadden gediefd
  • hadden gediefd
  • hadden gediefd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gediefd
  • hebt gediefd
  • heeft gediefd
  • hebt gediefd
  • hebben gediefd
  • hebben gediefd
  • hebben gediefd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gediefd hebben
  • zult gediefd hebben
  • zal gediefd hebben
  • zult gediefd hebben
  • zult gediefd hebben
  • zullen gediefd hebben
  • zullen gediefd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gediefd hebben
  • zou gediefd hebben
  • zou gediefd hebben
  • zou gediefd hebben
  • zouden gediefd hebben
  • zouden gediefd hebben
  • zouden gediefd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gediefd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gediefd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gediefd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gediefd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gediefd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gediefd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gediefd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gediefd zijn
  •