NL.png diepen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • diepen

O.t.t. (Present)

  • diepte
  • diepte
  • diepte
  • diepte
  • diepten
  • diepten
  • diepten
 

O.v.t. (Past)

  • zal diepen
  • zult diepen
  • zal diepen
  • zult diepen
  • zult diepen
  • zullen diepen
  • zullen diepen

O.t.t.t. (Future)

  • had gediept
  • had gediept
  • had gediept
  • had gediept
  • hadden gediept
  • hadden gediept
  • hadden gediept
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gediept
  • hebt gediept
  • heeft gediept
  • hebt gediept
  • hebben gediept
  • hebben gediept
  • hebben gediept

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gediept hebben
  • zult gediept hebben
  • zal gediept hebben
  • zult gediept hebben
  • zult gediept hebben
  • zullen gediept hebben
  • zullen gediept hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gediept hebben
  • zou gediept hebben
  • zou gediept hebben
  • zou gediept hebben
  • zouden gediept hebben
  • zouden gediept hebben
  • zouden gediept hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gediept
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gediept
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gediept worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gediept worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gediept
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gediept
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gediept zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gediept zijn
  •