NL.png detremperen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • detremperen

O.t.t. (Present)

  • detrempeerde
  • detrempeerde
  • detrempeerde
  • detrempeerde
  • detrempeerden
  • detrempeerden
  • detrempeerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal detremperen
  • zult detremperen
  • zal detremperen
  • zult detremperen
  • zult detremperen
  • zullen detremperen
  • zullen detremperen

O.t.t.t. (Future)

  • had gedetrempeerd
  • had gedetrempeerd
  • had gedetrempeerd
  • had gedetrempeerd
  • hadden gedetrempeerd
  • hadden gedetrempeerd
  • hadden gedetrempeerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gedetrempeerd
  • hebt gedetrempeerd
  • heeft gedetrempeerd
  • hebt gedetrempeerd
  • hebben gedetrempeerd
  • hebben gedetrempeerd
  • hebben gedetrempeerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gedetrempeerd hebben
  • zult gedetrempeerd hebben
  • zal gedetrempeerd hebben
  • zult gedetrempeerd hebben
  • zult gedetrempeerd hebben
  • zullen gedetrempeerd hebben
  • zullen gedetrempeerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gedetrempeerd hebben
  • zou gedetrempeerd hebben
  • zou gedetrempeerd hebben
  • zou gedetrempeerd hebben
  • zouden gedetrempeerd hebben
  • zouden gedetrempeerd hebben
  • zouden gedetrempeerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gedetrempeerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gedetrempeerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gedetrempeerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gedetrempeerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gedetrempeerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gedetrempeerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gedetrempeerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gedetrempeerd zijn
  •