NL.png detailleren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • detailleren

O.t.t. (Present)

  • detailleerde
  • detailleerde
  • detailleerde
  • detailleerde
  • detailleerden
  • detailleerden
  • detailleerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal detailleren
  • zult detailleren
  • zal detailleren
  • zult detailleren
  • zult detailleren
  • zullen detailleren
  • zullen detailleren

O.t.t.t. (Future)

  • had gedetailleerd
  • had gedetailleerd
  • had gedetailleerd
  • had gedetailleerd
  • hadden gedetailleerd
  • hadden gedetailleerd
  • hadden gedetailleerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gedetailleerd
  • hebt gedetailleerd
  • heeft gedetailleerd
  • hebt gedetailleerd
  • hebben gedetailleerd
  • hebben gedetailleerd
  • hebben gedetailleerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gedetailleerd hebben
  • zult gedetailleerd hebben
  • zal gedetailleerd hebben
  • zult gedetailleerd hebben
  • zult gedetailleerd hebben
  • zullen gedetailleerd hebben
  • zullen gedetailleerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gedetailleerd hebben
  • zou gedetailleerd hebben
  • zou gedetailleerd hebben
  • zou gedetailleerd hebben
  • zouden gedetailleerd hebben
  • zouden gedetailleerd hebben
  • zouden gedetailleerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gedetailleerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gedetailleerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gedetailleerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gedetailleerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gedetailleerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gedetailleerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gedetailleerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gedetailleerd zijn
  •