INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• destineren

O.t.t. (Present)

• destineerde
• destineerde
• destineerde
• destineerde
• destineerden
• destineerden
• destineerden

O.v.t. (Past)

• zal destineren
• zult destineren
• zal destineren
• zult destineren
• zult destineren
• zullen destineren
• zullen destineren

O.t.t.t. (Future)

• had gedestineerd
• had gedestineerd
• had gedestineerd
• had gedestineerd
• hadden gedestineerd
• hadden gedestineerd
• hadden gedestineerd

O.v.t.t. (Condicional)

• heb gedestineerd
• hebt gedestineerd
• heeft gedestineerd
• hebt gedestineerd
• hebben gedestineerd
• hebben gedestineerd
• hebben gedestineerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal gedestineerd hebben
• zult gedestineerd hebben
• zal gedestineerd hebben
• zult gedestineerd hebben
• zult gedestineerd hebben
• zullen gedestineerd hebben
• zullen gedestineerd hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou gedestineerd hebben
• zou gedestineerd hebben
• zou gedestineerd hebben
• zou gedestineerd hebben
• zouden gedestineerd hebben
• zouden gedestineerd hebben
• zouden gedestineerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden gedestineerd
•  

O.v.t. (Past)

• worden gedestineerd
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen gedestineerd worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden gedestineerd worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn gedestineerd
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was gedestineerd
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen gedestineerd zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden gedestineerd zijn
•