INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• destabiliseren

O.t.t. (Present)

• destabiliseerde
• destabiliseerde
• destabiliseerde
• destabiliseerde
• destabiliseerden
• destabiliseerden
• destabiliseerden

O.v.t. (Past)

• zal destabiliseren
• zult destabiliseren
• zal destabiliseren
• zult destabiliseren
• zult destabiliseren
• zullen destabiliseren
• zullen destabiliseren

O.t.t.t. (Future)

• was gedestabiliseerd
• was gedestabiliseerd
• was gedestabiliseerd
• was gedestabiliseerd
• waren gedestabiliseerd
• waren gedestabiliseerd
• waren gedestabiliseerd

O.v.t.t. (Condicional)

• ben gedestabiliseerd
• bent gedestabiliseerd
• is gedestabiliseerd
• bent gedestabiliseerd
• zijn gedestabiliseerd
• zijn gedestabiliseerd
• zijn gedestabiliseerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal gedestabiliseerd zijn
• zult gedestabiliseerd zijn
• zal gedestabiliseerd zijn
• zult gedestabiliseerd zijn
• zult gedestabiliseerd zijn
• zullen gedestabiliseerd zijn
• zullen gedestabiliseerd zijn

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou gedestabiliseerd zijn
• zou gedestabiliseerd zijn
• zou gedestabiliseerd zijn
• zou gedestabiliseerd zijn
• zouden gedestabiliseerd zijn
• zouden gedestabiliseerd zijn
• zouden gedestabiliseerd zijn

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• *
•  

O.v.t. (Past)

• *
•  

O.t.t.t. (Future)

• *
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• *
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• *
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• *
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• *
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• *
•