NL.png desensibiliseren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • desensibiliseren

O.t.t. (Present)

  • desensibiliseerde
  • desensibiliseerde
  • desensibiliseerde
  • desensibiliseerde
  • desensibiliseerden
  • desensibiliseerden
  • desensibiliseerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal desensibiliseren
  • zult desensibiliseren
  • zal desensibiliseren
  • zult desensibiliseren
  • zult desensibiliseren
  • zullen desensibiliseren
  • zullen desensibiliseren

O.t.t.t. (Future)

  • had gedesensibiliseerd
  • had gedesensibiliseerd
  • had gedesensibiliseerd
  • had gedesensibiliseerd
  • hadden gedesensibiliseerd
  • hadden gedesensibiliseerd
  • hadden gedesensibiliseerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gedesensibiliseerd
  • hebt gedesensibiliseerd
  • heeft gedesensibiliseerd
  • hebt gedesensibiliseerd
  • hebben gedesensibiliseerd
  • hebben gedesensibiliseerd
  • hebben gedesensibiliseerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gedesensibiliseerd hebben
  • zult gedesensibiliseerd hebben
  • zal gedesensibiliseerd hebben
  • zult gedesensibiliseerd hebben
  • zult gedesensibiliseerd hebben
  • zullen gedesensibiliseerd hebben
  • zullen gedesensibiliseerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gedesensibiliseerd hebben
  • zou gedesensibiliseerd hebben
  • zou gedesensibiliseerd hebben
  • zou gedesensibiliseerd hebben
  • zouden gedesensibiliseerd hebben
  • zouden gedesensibiliseerd hebben
  • zouden gedesensibiliseerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gedesensibiliseerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gedesensibiliseerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gedesensibiliseerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gedesensibiliseerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gedesensibiliseerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gedesensibiliseerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gedesensibiliseerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gedesensibiliseerd zijn
  •