INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- desavoueerde
- desavoueerde
- desavoueerde
- desavoueerde
- desavoueerden
- desavoueerden
- desavoueerden
O.v.t. (Past)
- zal desavoueren
- zult desavoueren
- zal desavoueren
- zult desavoueren
- zult desavoueren
- zullen desavoueren
- zullen desavoueren
O.t.t.t. (Future)
- had gedesavoueerd
- had gedesavoueerd
- had gedesavoueerd
- had gedesavoueerd
- hadden gedesavoueerd
- hadden gedesavoueerd
- hadden gedesavoueerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gedesavoueerd
- hebt gedesavoueerd
- heeft gedesavoueerd
- hebt gedesavoueerd
- hebben gedesavoueerd
- hebben gedesavoueerd
- hebben gedesavoueerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gedesavoueerd hebben
- zult gedesavoueerd hebben
- zal gedesavoueerd hebben
- zult gedesavoueerd hebben
- zult gedesavoueerd hebben
- zullen gedesavoueerd hebben
- zullen gedesavoueerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gedesavoueerd hebben
- zou gedesavoueerd hebben
- zou gedesavoueerd hebben
- zou gedesavoueerd hebben
- zouden gedesavoueerd hebben
- zouden gedesavoueerd hebben
- zouden gedesavoueerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen gedesavoueerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden gedesavoueerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zullen gedesavoueerd zijn
-
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zouden gedesavoueerd zijn
-