NL.png dereguleren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • dereguleren

O.t.t. (Present)

  • dereguleerde
  • dereguleerde
  • dereguleerde
  • dereguleerde
  • dereguleerden
  • dereguleerden
  • dereguleerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal dereguleren
  • zult dereguleren
  • zal dereguleren
  • zult dereguleren
  • zult dereguleren
  • zullen dereguleren
  • zullen dereguleren

O.t.t.t. (Future)

  • had gedereguleerd
  • had gedereguleerd
  • had gedereguleerd
  • had gedereguleerd
  • hadden gedereguleerd
  • hadden gedereguleerd
  • hadden gedereguleerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gedereguleerd
  • hebt gedereguleerd
  • heeft gedereguleerd
  • hebt gedereguleerd
  • hebben gedereguleerd
  • hebben gedereguleerd
  • hebben gedereguleerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gedereguleerd hebben
  • zult gedereguleerd hebben
  • zal gedereguleerd hebben
  • zult gedereguleerd hebben
  • zult gedereguleerd hebben
  • zullen gedereguleerd hebben
  • zullen gedereguleerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gedereguleerd hebben
  • zou gedereguleerd hebben
  • zou gedereguleerd hebben
  • zou gedereguleerd hebben
  • zouden gedereguleerd hebben
  • zouden gedereguleerd hebben
  • zouden gedereguleerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gedereguleerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gedereguleerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gedereguleerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gedereguleerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gedereguleerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gedereguleerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gedereguleerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gedereguleerd zijn
  •