INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- derailleerde
- derailleerde
- derailleerde
- derailleerde
- derailleerden
- derailleerden
- derailleerden
O.v.t. (Past)
- zal derailleren
- zult derailleren
- zal derailleren
- zult derailleren
- zult derailleren
- zullen derailleren
- zullen derailleren
O.t.t.t. (Future)
- had gederailleerd
- had gederailleerd
- had gederailleerd
- had gederailleerd
- hadden gederailleerd
- hadden gederailleerd
- hadden gederailleerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gederailleerd
- hebt gederailleerd
- heeft gederailleerd
- hebt gederailleerd
- hebben gederailleerd
- hebben gederailleerd
- hebben gederailleerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gederailleerd hebben
- zult gederailleerd hebben
- zal gederailleerd hebben
- zult gederailleerd hebben
- zult gederailleerd hebben
- zullen gederailleerd hebben
- zullen gederailleerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gederailleerd hebben
- zou gederailleerd hebben
- zou gederailleerd hebben
- zou gederailleerd hebben
- zouden gederailleerd hebben
- zouden gederailleerd hebben
- zouden gederailleerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)