NL.png depouilleren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • depouilleren

O.t.t. (Present)

  • depouilleerde
  • depouilleerde
  • depouilleerde
  • depouilleerde
  • depouilleerden
  • depouilleerden
  • depouilleerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal depouilleren
  • zult depouilleren
  • zal depouilleren
  • zult depouilleren
  • zult depouilleren
  • zullen depouilleren
  • zullen depouilleren

O.t.t.t. (Future)

  • had gedepouilleerd
  • had gedepouilleerd
  • had gedepouilleerd
  • had gedepouilleerd
  • hadden gedepouilleerd
  • hadden gedepouilleerd
  • hadden gedepouilleerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gedepouilleerd
  • hebt gedepouilleerd
  • heeft gedepouilleerd
  • hebt gedepouilleerd
  • hebben gedepouilleerd
  • hebben gedepouilleerd
  • hebben gedepouilleerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gedepouilleerd hebben
  • zult gedepouilleerd hebben
  • zal gedepouilleerd hebben
  • zult gedepouilleerd hebben
  • zult gedepouilleerd hebben
  • zullen gedepouilleerd hebben
  • zullen gedepouilleerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gedepouilleerd hebben
  • zou gedepouilleerd hebben
  • zou gedepouilleerd hebben
  • zou gedepouilleerd hebben
  • zouden gedepouilleerd hebben
  • zouden gedepouilleerd hebben
  • zouden gedepouilleerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gedepouilleerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gedepouilleerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gedepouilleerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gedepouilleerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gedepouilleerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gedepouilleerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gedepouilleerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gedepouilleerd zijn
  •