INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- demarqueerde
- demarqueerde
- demarqueerde
- demarqueerde
- demarqueerden
- demarqueerden
- demarqueerden
O.v.t. (Past)
- zal demarqueren
- zult demarqueren
- zal demarqueren
- zult demarqueren
- zult demarqueren
- zullen demarqueren
- zullen demarqueren
O.t.t.t. (Future)
- had gedemarqueerd
- had gedemarqueerd
- had gedemarqueerd
- had gedemarqueerd
- hadden gedemarqueerd
- hadden gedemarqueerd
- hadden gedemarqueerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gedemarqueerd
- hebt gedemarqueerd
- heeft gedemarqueerd
- hebt gedemarqueerd
- hebben gedemarqueerd
- hebben gedemarqueerd
- hebben gedemarqueerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gedemarqueerd hebben
- zult gedemarqueerd hebben
- zal gedemarqueerd hebben
- zult gedemarqueerd hebben
- zult gedemarqueerd hebben
- zullen gedemarqueerd hebben
- zullen gedemarqueerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gedemarqueerd hebben
- zou gedemarqueerd hebben
- zou gedemarqueerd hebben
- zou gedemarqueerd hebben
- zouden gedemarqueerd hebben
- zouden gedemarqueerd hebben
- zouden gedemarqueerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen gedemarqueerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden gedemarqueerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zullen gedemarqueerd zijn
-
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zouden gedemarqueerd zijn
-