INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- delegeerde
- delegeerde
- delegeerde
- delegeerde
- delegeerden
- delegeerden
- delegeerden
O.v.t. (Past)
- zal delegeren
- zult delegeren
- zal delegeren
- zult delegeren
- zult delegeren
- zullen delegeren
- zullen delegeren
O.t.t.t. (Future)
- had gedelegeerd
- had gedelegeerd
- had gedelegeerd
- had gedelegeerd
- hadden gedelegeerd
- hadden gedelegeerd
- hadden gedelegeerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gedelegeerd
- hebt gedelegeerd
- heeft gedelegeerd
- hebt gedelegeerd
- hebben gedelegeerd
- hebben gedelegeerd
- hebben gedelegeerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gedelegeerd hebben
- zult gedelegeerd hebben
- zal gedelegeerd hebben
- zult gedelegeerd hebben
- zult gedelegeerd hebben
- zullen gedelegeerd hebben
- zullen gedelegeerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gedelegeerd hebben
- zou gedelegeerd hebben
- zou gedelegeerd hebben
- zou gedelegeerd hebben
- zouden gedelegeerd hebben
- zouden gedelegeerd hebben
- zouden gedelegeerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen gedelegeerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden gedelegeerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)