NL.png degommeren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • degommeren

O.t.t. (Present)

  • degommeerde
  • degommeerde
  • degommeerde
  • degommeerde
  • degommeerden
  • degommeerden
  • degommeerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal degommeren
  • zult degommeren
  • zal degommeren
  • zult degommeren
  • zult degommeren
  • zullen degommeren
  • zullen degommeren

O.t.t.t. (Future)

  • had gedegommeerd
  • had gedegommeerd
  • had gedegommeerd
  • had gedegommeerd
  • hadden gedegommeerd
  • hadden gedegommeerd
  • hadden gedegommeerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gedegommeerd
  • hebt gedegommeerd
  • heeft gedegommeerd
  • hebt gedegommeerd
  • hebben gedegommeerd
  • hebben gedegommeerd
  • hebben gedegommeerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gedegommeerd hebben
  • zult gedegommeerd hebben
  • zal gedegommeerd hebben
  • zult gedegommeerd hebben
  • zult gedegommeerd hebben
  • zullen gedegommeerd hebben
  • zullen gedegommeerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gedegommeerd hebben
  • zou gedegommeerd hebben
  • zou gedegommeerd hebben
  • zou gedegommeerd hebben
  • zouden gedegommeerd hebben
  • zouden gedegommeerd hebben
  • zouden gedegommeerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gedegommeerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gedegommeerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gedegommeerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gedegommeerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gedegommeerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gedegommeerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gedegommeerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gedegommeerd zijn
  •