NL.png defungeren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • defungeren

O.t.t. (Present)

  • defungeerde
  • defungeerde
  • defungeerde
  • defungeerde
  • defungeerden
  • defungeerden
  • defungeerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal defungeren
  • zult defungeren
  • zal defungeren
  • zult defungeren
  • zult defungeren
  • zullen defungeren
  • zullen defungeren

O.t.t.t. (Future)

  • had gedefungeerd
  • had gedefungeerd
  • had gedefungeerd
  • had gedefungeerd
  • hadden gedefungeerd
  • hadden gedefungeerd
  • hadden gedefungeerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gedefungeerd
  • hebt gedefungeerd
  • heeft gedefungeerd
  • hebt gedefungeerd
  • hebben gedefungeerd
  • hebben gedefungeerd
  • hebben gedefungeerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gedefungeerd hebben
  • zult gedefungeerd hebben
  • zal gedefungeerd hebben
  • zult gedefungeerd hebben
  • zult gedefungeerd hebben
  • zullen gedefungeerd hebben
  • zullen gedefungeerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gedefungeerd hebben
  • zou gedefungeerd hebben
  • zou gedefungeerd hebben
  • zou gedefungeerd hebben
  • zouden gedefungeerd hebben
  • zouden gedefungeerd hebben
  • zouden gedefungeerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • *
  •  

O.v.t. (Past)

  • *
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • *
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • *
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • *
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • *
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • *
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • *
  •