INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- deduceerde
- deduceerde
- deduceerde
- deduceerde
- deduceerden
- deduceerden
- deduceerden
O.v.t. (Past)
- zal deduceren
- zult deduceren
- zal deduceren
- zult deduceren
- zult deduceren
- zullen deduceren
- zullen deduceren
O.t.t.t. (Future)
- had gededuceerd
- had gededuceerd
- had gededuceerd
- had gededuceerd
- hadden gededuceerd
- hadden gededuceerd
- hadden gededuceerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gededuceerd
- hebt gededuceerd
- heeft gededuceerd
- hebt gededuceerd
- hebben gededuceerd
- hebben gededuceerd
- hebben gededuceerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gededuceerd hebben
- zult gededuceerd hebben
- zal gededuceerd hebben
- zult gededuceerd hebben
- zult gededuceerd hebben
- zullen gededuceerd hebben
- zullen gededuceerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gededuceerd hebben
- zou gededuceerd hebben
- zou gededuceerd hebben
- zou gededuceerd hebben
- zouden gededuceerd hebben
- zouden gededuceerd hebben
- zouden gededuceerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen gededuceerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden gededuceerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)