NL.png decolleren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • decolleren

O.t.t. (Present)

  • decolleerde
  • decolleerde
  • decolleerde
  • decolleerde
  • decolleerden
  • decolleerden
  • decolleerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal decolleren
  • zult decolleren
  • zal decolleren
  • zult decolleren
  • zult decolleren
  • zullen decolleren
  • zullen decolleren

O.t.t.t. (Future)

  • had gedecolleerd
  • had gedecolleerd
  • had gedecolleerd
  • had gedecolleerd
  • hadden gedecolleerd
  • hadden gedecolleerd
  • hadden gedecolleerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gedecolleerd
  • hebt gedecolleerd
  • heeft gedecolleerd
  • hebt gedecolleerd
  • hebben gedecolleerd
  • hebben gedecolleerd
  • hebben gedecolleerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gedecolleerd hebben
  • zult gedecolleerd hebben
  • zal gedecolleerd hebben
  • zult gedecolleerd hebben
  • zult gedecolleerd hebben
  • zullen gedecolleerd hebben
  • zullen gedecolleerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gedecolleerd hebben
  • zou gedecolleerd hebben
  • zou gedecolleerd hebben
  • zou gedecolleerd hebben
  • zouden gedecolleerd hebben
  • zouden gedecolleerd hebben
  • zouden gedecolleerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gedecolleerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gedecolleerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gedecolleerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gedecolleerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gedecolleerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gedecolleerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gedecolleerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gedecolleerd zijn
  •