NL.png decaperen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • decaperen

O.t.t. (Present)

  • decapeerde
  • decapeerde
  • decapeerde
  • decapeerde
  • decapeerden
  • decapeerden
  • decapeerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal decaperen
  • zult decaperen
  • zal decaperen
  • zult decaperen
  • zult decaperen
  • zullen decaperen
  • zullen decaperen

O.t.t.t. (Future)

  • had gedecapeerd
  • had gedecapeerd
  • had gedecapeerd
  • had gedecapeerd
  • hadden gedecapeerd
  • hadden gedecapeerd
  • hadden gedecapeerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gedecapeerd
  • hebt gedecapeerd
  • heeft gedecapeerd
  • hebt gedecapeerd
  • hebben gedecapeerd
  • hebben gedecapeerd
  • hebben gedecapeerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gedecapeerd hebben
  • zult gedecapeerd hebben
  • zal gedecapeerd hebben
  • zult gedecapeerd hebben
  • zult gedecapeerd hebben
  • zullen gedecapeerd hebben
  • zullen gedecapeerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gedecapeerd hebben
  • zou gedecapeerd hebben
  • zou gedecapeerd hebben
  • zou gedecapeerd hebben
  • zouden gedecapeerd hebben
  • zouden gedecapeerd hebben
  • zouden gedecapeerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gedecapeerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gedecapeerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gedecapeerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gedecapeerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gedecapeerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gedecapeerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gedecapeerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gedecapeerd zijn
  •