NL.png debrailleren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • debrailleren

O.t.t. (Present)

  • debrailleerde
  • debrailleerde
  • debrailleerde
  • debrailleerde
  • debrailleerden
  • debrailleerden
  • debrailleerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal debrailleren
  • zult debrailleren
  • zal debrailleren
  • zult debrailleren
  • zult debrailleren
  • zullen debrailleren
  • zullen debrailleren

O.t.t.t. (Future)

  • had gedebrailleerd
  • had gedebrailleerd
  • had gedebrailleerd
  • had gedebrailleerd
  • hadden gedebrailleerd
  • hadden gedebrailleerd
  • hadden gedebrailleerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gedebrailleerd
  • hebt gedebrailleerd
  • heeft gedebrailleerd
  • hebt gedebrailleerd
  • hebben gedebrailleerd
  • hebben gedebrailleerd
  • hebben gedebrailleerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gedebrailleerd hebben
  • zult gedebrailleerd hebben
  • zal gedebrailleerd hebben
  • zult gedebrailleerd hebben
  • zult gedebrailleerd hebben
  • zullen gedebrailleerd hebben
  • zullen gedebrailleerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gedebrailleerd hebben
  • zou gedebrailleerd hebben
  • zou gedebrailleerd hebben
  • zou gedebrailleerd hebben
  • zouden gedebrailleerd hebben
  • zouden gedebrailleerd hebben
  • zouden gedebrailleerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gedebrailleerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gedebrailleerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gedebrailleerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gedebrailleerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gedebrailleerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gedebrailleerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gedebrailleerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gedebrailleerd zijn
  •