NL.png debarkeren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • debarkeren

O.t.t. (Present)

  • debarkeerde
  • debarkeerde
  • debarkeerde
  • debarkeerde
  • debarkeerden
  • debarkeerden
  • debarkeerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal debarkeren
  • zult debarkeren
  • zal debarkeren
  • zult debarkeren
  • zult debarkeren
  • zullen debarkeren
  • zullen debarkeren

O.t.t.t. (Future)

  • had gedebarkeerd
  • had gedebarkeerd
  • had gedebarkeerd
  • had gedebarkeerd
  • hadden gedebarkeerd
  • hadden gedebarkeerd
  • hadden gedebarkeerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gedebarkeerd
  • hebt gedebarkeerd
  • heeft gedebarkeerd
  • hebt gedebarkeerd
  • hebben gedebarkeerd
  • hebben gedebarkeerd
  • hebben gedebarkeerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gedebarkeerd hebben
  • zult gedebarkeerd hebben
  • zal gedebarkeerd hebben
  • zult gedebarkeerd hebben
  • zult gedebarkeerd hebben
  • zullen gedebarkeerd hebben
  • zullen gedebarkeerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gedebarkeerd hebben
  • zou gedebarkeerd hebben
  • zou gedebarkeerd hebben
  • zou gedebarkeerd hebben
  • zouden gedebarkeerd hebben
  • zouden gedebarkeerd hebben
  • zouden gedebarkeerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gedebarkeerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gedebarkeerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gedebarkeerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gedebarkeerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gedebarkeerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gedebarkeerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gedebarkeerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gedebarkeerd zijn
  •