INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- cumuleerde
- cumuleerde
- cumuleerde
- cumuleerde
- cumuleerden
- cumuleerden
- cumuleerden
O.v.t. (Past)
- zal cumuleren
- zult cumuleren
- zal cumuleren
- zult cumuleren
- zult cumuleren
- zullen cumuleren
- zullen cumuleren
O.t.t.t. (Future)
- had gecumuleerd
- had gecumuleerd
- had gecumuleerd
- had gecumuleerd
- hadden gecumuleerd
- hadden gecumuleerd
- hadden gecumuleerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gecumuleerd
- hebt gecumuleerd
- heeft gecumuleerd
- hebt gecumuleerd
- hebben gecumuleerd
- hebben gecumuleerd
- hebben gecumuleerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gecumuleerd hebben
- zult gecumuleerd hebben
- zal gecumuleerd hebben
- zult gecumuleerd hebben
- zult gecumuleerd hebben
- zullen gecumuleerd hebben
- zullen gecumuleerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gecumuleerd hebben
- zou gecumuleerd hebben
- zou gecumuleerd hebben
- zou gecumuleerd hebben
- zouden gecumuleerd hebben
- zouden gecumuleerd hebben
- zouden gecumuleerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen gecumuleerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden gecumuleerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)