NL.png crediteren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • crediteren

O.t.t. (Present)

  • crediteerde
  • crediteerde
  • crediteerde
  • crediteerde
  • crediteerden
  • crediteerden
  • crediteerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal crediteren
  • zult crediteren
  • zal crediteren
  • zult crediteren
  • zult crediteren
  • zullen crediteren
  • zullen crediteren

O.t.t.t. (Future)

  • had gecrediteerd
  • had gecrediteerd
  • had gecrediteerd
  • had gecrediteerd
  • hadden gecrediteerd
  • hadden gecrediteerd
  • hadden gecrediteerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gecrediteerd
  • hebt gecrediteerd
  • heeft gecrediteerd
  • hebt gecrediteerd
  • hebben gecrediteerd
  • hebben gecrediteerd
  • hebben gecrediteerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gecrediteerd hebben
  • zult gecrediteerd hebben
  • zal gecrediteerd hebben
  • zult gecrediteerd hebben
  • zult gecrediteerd hebben
  • zullen gecrediteerd hebben
  • zullen gecrediteerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gecrediteerd hebben
  • zou gecrediteerd hebben
  • zou gecrediteerd hebben
  • zou gecrediteerd hebben
  • zouden gecrediteerd hebben
  • zouden gecrediteerd hebben
  • zouden gecrediteerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gecrediteerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gecrediteerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gecrediteerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gecrediteerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gecrediteerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gecrediteerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gecrediteerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gecrediteerd zijn
  •