NL.png couperen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • couperen

O.t.t. (Present)

  • coupeerde
  • coupeerde
  • coupeerde
  • coupeerde
  • coupeerden
  • coupeerden
  • coupeerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal couperen
  • zult couperen
  • zal couperen
  • zult couperen
  • zult couperen
  • zullen couperen
  • zullen couperen

O.t.t.t. (Future)

  • had gecoupeerd
  • had gecoupeerd
  • had gecoupeerd
  • had gecoupeerd
  • hadden gecoupeerd
  • hadden gecoupeerd
  • hadden gecoupeerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gecoupeerd
  • hebt gecoupeerd
  • heeft gecoupeerd
  • hebt gecoupeerd
  • hebben gecoupeerd
  • hebben gecoupeerd
  • hebben gecoupeerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gecoupeerd hebben
  • zult gecoupeerd hebben
  • zal gecoupeerd hebben
  • zult gecoupeerd hebben
  • zult gecoupeerd hebben
  • zullen gecoupeerd hebben
  • zullen gecoupeerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gecoupeerd hebben
  • zou gecoupeerd hebben
  • zou gecoupeerd hebben
  • zou gecoupeerd hebben
  • zouden gecoupeerd hebben
  • zouden gecoupeerd hebben
  • zouden gecoupeerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gecoupeerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gecoupeerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gecoupeerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gecoupeerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gecoupeerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gecoupeerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gecoupeerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gecoupeerd zijn
  •