INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- copuleerde
- copuleerde
- copuleerde
- copuleerde
- copuleerden
- copuleerden
- copuleerden
O.v.t. (Past)
- zal copuleren
- zult copuleren
- zal copuleren
- zult copuleren
- zult copuleren
- zullen copuleren
- zullen copuleren
O.t.t.t. (Future)
- had gecopuleerd
- had gecopuleerd
- had gecopuleerd
- had gecopuleerd
- hadden gecopuleerd
- hadden gecopuleerd
- hadden gecopuleerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gecopuleerd
- hebt gecopuleerd
- heeft gecopuleerd
- hebt gecopuleerd
- hebben gecopuleerd
- hebben gecopuleerd
- hebben gecopuleerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gecopuleerd hebben
- zult gecopuleerd hebben
- zal gecopuleerd hebben
- zult gecopuleerd hebben
- zult gecopuleerd hebben
- zullen gecopuleerd hebben
- zullen gecopuleerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gecopuleerd hebben
- zou gecopuleerd hebben
- zou gecopuleerd hebben
- zou gecopuleerd hebben
- zouden gecopuleerd hebben
- zouden gecopuleerd hebben
- zouden gecopuleerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen gecopuleerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden gecopuleerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)