INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- contingenteerde
- contingenteerde
- contingenteerde
- contingenteerde
- contingenteerden
- contingenteerden
- contingenteerden
O.v.t. (Past)
- zal contingenteren
- zult contingenteren
- zal contingenteren
- zult contingenteren
- zult contingenteren
- zullen contingenteren
- zullen contingenteren
O.t.t.t. (Future)
- had gecontingenteerd
- had gecontingenteerd
- had gecontingenteerd
- had gecontingenteerd
- hadden gecontingenteerd
- hadden gecontingenteerd
- hadden gecontingenteerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gecontingenteerd
- hebt gecontingenteerd
- heeft gecontingenteerd
- hebt gecontingenteerd
- hebben gecontingenteerd
- hebben gecontingenteerd
- hebben gecontingenteerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gecontingenteerd hebben
- zult gecontingenteerd hebben
- zal gecontingenteerd hebben
- zult gecontingenteerd hebben
- zult gecontingenteerd hebben
- zullen gecontingenteerd hebben
- zullen gecontingenteerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gecontingenteerd hebben
- zou gecontingenteerd hebben
- zou gecontingenteerd hebben
- zou gecontingenteerd hebben
- zouden gecontingenteerd hebben
- zouden gecontingenteerd hebben
- zouden gecontingenteerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen gecontingenteerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden gecontingenteerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zullen gecontingenteerd zijn
-
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zouden gecontingenteerd zijn
-