NL.png contenteren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • contenteren

O.t.t. (Present)

  • contenteerde
  • contenteerde
  • contenteerde
  • contenteerde
  • contenteerden
  • contenteerden
  • contenteerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal contenteren
  • zult contenteren
  • zal contenteren
  • zult contenteren
  • zult contenteren
  • zullen contenteren
  • zullen contenteren

O.t.t.t. (Future)

  • had gecontenteerd
  • had gecontenteerd
  • had gecontenteerd
  • had gecontenteerd
  • hadden gecontenteerd
  • hadden gecontenteerd
  • hadden gecontenteerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gecontenteerd
  • hebt gecontenteerd
  • heeft gecontenteerd
  • hebt gecontenteerd
  • hebben gecontenteerd
  • hebben gecontenteerd
  • hebben gecontenteerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gecontenteerd hebben
  • zult gecontenteerd hebben
  • zal gecontenteerd hebben
  • zult gecontenteerd hebben
  • zult gecontenteerd hebben
  • zullen gecontenteerd hebben
  • zullen gecontenteerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gecontenteerd hebben
  • zou gecontenteerd hebben
  • zou gecontenteerd hebben
  • zou gecontenteerd hebben
  • zouden gecontenteerd hebben
  • zouden gecontenteerd hebben
  • zouden gecontenteerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gecontenteerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gecontenteerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gecontenteerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gecontenteerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gecontenteerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gecontenteerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gecontenteerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gecontenteerd zijn
  •