INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- consolideerde
- consolideerde
- consolideerde
- consolideerde
- consolideerden
- consolideerden
- consolideerden
O.v.t. (Past)
- zal consolideren
- zult consolideren
- zal consolideren
- zult consolideren
- zult consolideren
- zullen consolideren
- zullen consolideren
O.t.t.t. (Future)
- had geconsolideerd
- had geconsolideerd
- had geconsolideerd
- had geconsolideerd
- hadden geconsolideerd
- hadden geconsolideerd
- hadden geconsolideerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb geconsolideerd
- hebt geconsolideerd
- heeft geconsolideerd
- hebt geconsolideerd
- hebben geconsolideerd
- hebben geconsolideerd
- hebben geconsolideerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal geconsolideerd hebben
- zult geconsolideerd hebben
- zal geconsolideerd hebben
- zult geconsolideerd hebben
- zult geconsolideerd hebben
- zullen geconsolideerd hebben
- zullen geconsolideerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou geconsolideerd hebben
- zou geconsolideerd hebben
- zou geconsolideerd hebben
- zou geconsolideerd hebben
- zouden geconsolideerd hebben
- zouden geconsolideerd hebben
- zouden geconsolideerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen geconsolideerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden geconsolideerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zullen geconsolideerd zijn
-
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zouden geconsolideerd zijn
-