INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- confronteerde
- confronteerde
- confronteerde
- confronteerde
- confronteerden
- confronteerden
- confronteerden
O.v.t. (Past)
- zal confronteren
- zult confronteren
- zal confronteren
- zult confronteren
- zult confronteren
- zullen confronteren
- zullen confronteren
O.t.t.t. (Future)
- had geconfronteerd
- had geconfronteerd
- had geconfronteerd
- had geconfronteerd
- hadden geconfronteerd
- hadden geconfronteerd
- hadden geconfronteerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb geconfronteerd
- hebt geconfronteerd
- heeft geconfronteerd
- hebt geconfronteerd
- hebben geconfronteerd
- hebben geconfronteerd
- hebben geconfronteerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal geconfronteerd hebben
- zult geconfronteerd hebben
- zal geconfronteerd hebben
- zult geconfronteerd hebben
- zult geconfronteerd hebben
- zullen geconfronteerd hebben
- zullen geconfronteerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou geconfronteerd hebben
- zou geconfronteerd hebben
- zou geconfronteerd hebben
- zou geconfronteerd hebben
- zouden geconfronteerd hebben
- zouden geconfronteerd hebben
- zouden geconfronteerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen geconfronteerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden geconfronteerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zullen geconfronteerd zijn
-
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zouden geconfronteerd zijn
-