NL.png conformeren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • conformeren

O.t.t. (Present)

  • conformeerde
  • conformeerde
  • conformeerde
  • conformeerde
  • conformeerden
  • conformeerden
  • conformeerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal conformeren
  • zult conformeren
  • zal conformeren
  • zult conformeren
  • zult conformeren
  • zullen conformeren
  • zullen conformeren

O.t.t.t. (Future)

  • had geconformeerd
  • had geconformeerd
  • had geconformeerd
  • had geconformeerd
  • hadden geconformeerd
  • hadden geconformeerd
  • hadden geconformeerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geconformeerd
  • hebt geconformeerd
  • heeft geconformeerd
  • hebt geconformeerd
  • hebben geconformeerd
  • hebben geconformeerd
  • hebben geconformeerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geconformeerd hebben
  • zult geconformeerd hebben
  • zal geconformeerd hebben
  • zult geconformeerd hebben
  • zult geconformeerd hebben
  • zullen geconformeerd hebben
  • zullen geconformeerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geconformeerd hebben
  • zou geconformeerd hebben
  • zou geconformeerd hebben
  • zou geconformeerd hebben
  • zouden geconformeerd hebben
  • zouden geconformeerd hebben
  • zouden geconformeerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden geconformeerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden geconformeerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen geconformeerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden geconformeerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn geconformeerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was geconformeerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen geconformeerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden geconformeerd zijn
  •