NL.png confereren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • confereren

O.t.t. (Present)

  • confereerde
  • confereerde
  • confereerde
  • confereerde
  • confereerden
  • confereerden
  • confereerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal confereren
  • zult confereren
  • zal confereren
  • zult confereren
  • zult confereren
  • zullen confereren
  • zullen confereren

O.t.t.t. (Future)

  • had geconfereerd
  • had geconfereerd
  • had geconfereerd
  • had geconfereerd
  • hadden geconfereerd
  • hadden geconfereerd
  • hadden geconfereerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geconfereerd
  • hebt geconfereerd
  • heeft geconfereerd
  • hebt geconfereerd
  • hebben geconfereerd
  • hebben geconfereerd
  • hebben geconfereerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geconfereerd hebben
  • zult geconfereerd hebben
  • zal geconfereerd hebben
  • zult geconfereerd hebben
  • zult geconfereerd hebben
  • zullen geconfereerd hebben
  • zullen geconfereerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geconfereerd hebben
  • zou geconfereerd hebben
  • zou geconfereerd hebben
  • zou geconfereerd hebben
  • zouden geconfereerd hebben
  • zouden geconfereerd hebben
  • zouden geconfereerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • *
  •  

O.v.t. (Past)

  • *
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • *
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • *
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • *
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • *
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • *
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • *
  •