NL.png concessioneren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • concessioneren

O.t.t. (Present)

  • concessioneerde
  • concessioneerde
  • concessioneerde
  • concessioneerde
  • concessioneerden
  • concessioneerden
  • concessioneerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal concessioneren
  • zult concessioneren
  • zal concessioneren
  • zult concessioneren
  • zult concessioneren
  • zullen concessioneren
  • zullen concessioneren

O.t.t.t. (Future)

  • had geconcessioneerd
  • had geconcessioneerd
  • had geconcessioneerd
  • had geconcessioneerd
  • hadden geconcessioneerd
  • hadden geconcessioneerd
  • hadden geconcessioneerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geconcessioneerd
  • hebt geconcessioneerd
  • heeft geconcessioneerd
  • hebt geconcessioneerd
  • hebben geconcessioneerd
  • hebben geconcessioneerd
  • hebben geconcessioneerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geconcessioneerd hebben
  • zult geconcessioneerd hebben
  • zal geconcessioneerd hebben
  • zult geconcessioneerd hebben
  • zult geconcessioneerd hebben
  • zullen geconcessioneerd hebben
  • zullen geconcessioneerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geconcessioneerd hebben
  • zou geconcessioneerd hebben
  • zou geconcessioneerd hebben
  • zou geconcessioneerd hebben
  • zouden geconcessioneerd hebben
  • zouden geconcessioneerd hebben
  • zouden geconcessioneerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden geconcessioneerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden geconcessioneerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen geconcessioneerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden geconcessioneerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn geconcessioneerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was geconcessioneerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen geconcessioneerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden geconcessioneerd zijn
  •