NL.png concerteren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • concerteren

O.t.t. (Present)

  • concerteerde
  • concerteerde
  • concerteerde
  • concerteerde
  • concerteerden
  • concerteerden
  • concerteerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal concerteren
  • zult concerteren
  • zal concerteren
  • zult concerteren
  • zult concerteren
  • zullen concerteren
  • zullen concerteren

O.t.t.t. (Future)

  • had geconcerteerd
  • had geconcerteerd
  • had geconcerteerd
  • had geconcerteerd
  • hadden geconcerteerd
  • hadden geconcerteerd
  • hadden geconcerteerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geconcerteerd
  • hebt geconcerteerd
  • heeft geconcerteerd
  • hebt geconcerteerd
  • hebben geconcerteerd
  • hebben geconcerteerd
  • hebben geconcerteerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geconcerteerd hebben
  • zult geconcerteerd hebben
  • zal geconcerteerd hebben
  • zult geconcerteerd hebben
  • zult geconcerteerd hebben
  • zullen geconcerteerd hebben
  • zullen geconcerteerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geconcerteerd hebben
  • zou geconcerteerd hebben
  • zou geconcerteerd hebben
  • zou geconcerteerd hebben
  • zouden geconcerteerd hebben
  • zouden geconcerteerd hebben
  • zouden geconcerteerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • *
  •  

O.v.t. (Past)

  • *
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • *
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • *
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • *
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • *
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • *
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • *
  •