NL.png comprimeren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • comprimeren

O.t.t. (Present)

  • comprimeerde
  • comprimeerde
  • comprimeerde
  • comprimeerde
  • comprimeerden
  • comprimeerden
  • comprimeerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal comprimeren
  • zult comprimeren
  • zal comprimeren
  • zult comprimeren
  • zult comprimeren
  • zullen comprimeren
  • zullen comprimeren

O.t.t.t. (Future)

  • had gecomprimeerd
  • had gecomprimeerd
  • had gecomprimeerd
  • had gecomprimeerd
  • hadden gecomprimeerd
  • hadden gecomprimeerd
  • hadden gecomprimeerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gecomprimeerd
  • hebt gecomprimeerd
  • heeft gecomprimeerd
  • hebt gecomprimeerd
  • hebben gecomprimeerd
  • hebben gecomprimeerd
  • hebben gecomprimeerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gecomprimeerd hebben
  • zult gecomprimeerd hebben
  • zal gecomprimeerd hebben
  • zult gecomprimeerd hebben
  • zult gecomprimeerd hebben
  • zullen gecomprimeerd hebben
  • zullen gecomprimeerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gecomprimeerd hebben
  • zou gecomprimeerd hebben
  • zou gecomprimeerd hebben
  • zou gecomprimeerd hebben
  • zouden gecomprimeerd hebben
  • zouden gecomprimeerd hebben
  • zouden gecomprimeerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gecomprimeerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gecomprimeerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gecomprimeerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gecomprimeerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gecomprimeerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gecomprimeerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gecomprimeerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gecomprimeerd zijn
  •