NL.png compelleren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • compelleren

O.t.t. (Present)

  • compelleerde
  • compelleerde
  • compelleerde
  • compelleerde
  • compelleerden
  • compelleerden
  • compelleerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal compelleren
  • zult compelleren
  • zal compelleren
  • zult compelleren
  • zult compelleren
  • zullen compelleren
  • zullen compelleren

O.t.t.t. (Future)

  • had gecompelleerd
  • had gecompelleerd
  • had gecompelleerd
  • had gecompelleerd
  • hadden gecompelleerd
  • hadden gecompelleerd
  • hadden gecompelleerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gecompelleerd
  • hebt gecompelleerd
  • heeft gecompelleerd
  • hebt gecompelleerd
  • hebben gecompelleerd
  • hebben gecompelleerd
  • hebben gecompelleerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gecompelleerd hebben
  • zult gecompelleerd hebben
  • zal gecompelleerd hebben
  • zult gecompelleerd hebben
  • zult gecompelleerd hebben
  • zullen gecompelleerd hebben
  • zullen gecompelleerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gecompelleerd hebben
  • zou gecompelleerd hebben
  • zou gecompelleerd hebben
  • zou gecompelleerd hebben
  • zouden gecompelleerd hebben
  • zouden gecompelleerd hebben
  • zouden gecompelleerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gecompelleerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gecompelleerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gecompelleerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gecompelleerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gecompelleerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gecompelleerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gecompelleerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gecompelleerd zijn
  •