INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- commuteerde
- commuteerde
- commuteerde
- commuteerde
- commuteerden
- commuteerden
- commuteerden
O.v.t. (Past)
- zal commuteren
- zult commuteren
- zal commuteren
- zult commuteren
- zult commuteren
- zullen commuteren
- zullen commuteren
O.t.t.t. (Future)
- had gecommuteerd
- had gecommuteerd
- had gecommuteerd
- had gecommuteerd
- hadden gecommuteerd
- hadden gecommuteerd
- hadden gecommuteerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gecommuteerd
- hebt gecommuteerd
- heeft gecommuteerd
- hebt gecommuteerd
- hebben gecommuteerd
- hebben gecommuteerd
- hebben gecommuteerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gecommuteerd hebben
- zult gecommuteerd hebben
- zal gecommuteerd hebben
- zult gecommuteerd hebben
- zult gecommuteerd hebben
- zullen gecommuteerd hebben
- zullen gecommuteerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gecommuteerd hebben
- zou gecommuteerd hebben
- zou gecommuteerd hebben
- zou gecommuteerd hebben
- zouden gecommuteerd hebben
- zouden gecommuteerd hebben
- zouden gecommuteerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen gecommuteerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden gecommuteerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)