NL.png commanderen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • commanderen

O.t.t. (Present)

  • commandeerde
  • commandeerde
  • commandeerde
  • commandeerde
  • commandeerden
  • commandeerden
  • commandeerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal commanderen
  • zult commanderen
  • zal commanderen
  • zult commanderen
  • zult commanderen
  • zullen commanderen
  • zullen commanderen

O.t.t.t. (Future)

  • had gecommandeerd
  • had gecommandeerd
  • had gecommandeerd
  • had gecommandeerd
  • hadden gecommandeerd
  • hadden gecommandeerd
  • hadden gecommandeerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gecommandeerd
  • hebt gecommandeerd
  • heeft gecommandeerd
  • hebt gecommandeerd
  • hebben gecommandeerd
  • hebben gecommandeerd
  • hebben gecommandeerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gecommandeerd hebben
  • zult gecommandeerd hebben
  • zal gecommandeerd hebben
  • zult gecommandeerd hebben
  • zult gecommandeerd hebben
  • zullen gecommandeerd hebben
  • zullen gecommandeerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gecommandeerd hebben
  • zou gecommandeerd hebben
  • zou gecommandeerd hebben
  • zou gecommandeerd hebben
  • zouden gecommandeerd hebben
  • zouden gecommandeerd hebben
  • zouden gecommandeerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gecommandeerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gecommandeerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gecommandeerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gecommandeerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gecommandeerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gecommandeerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gecommandeerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gecommandeerd zijn
  •