INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- colporteerde
- colporteerde
- colporteerde
- colporteerde
- colporteerden
- colporteerden
- colporteerden
O.v.t. (Past)
- zal colporteren
- zult colporteren
- zal colporteren
- zult colporteren
- zult colporteren
- zullen colporteren
- zullen colporteren
O.t.t.t. (Future)
- had gecolporteerd
- had gecolporteerd
- had gecolporteerd
- had gecolporteerd
- hadden gecolporteerd
- hadden gecolporteerd
- hadden gecolporteerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gecolporteerd
- hebt gecolporteerd
- heeft gecolporteerd
- hebt gecolporteerd
- hebben gecolporteerd
- hebben gecolporteerd
- hebben gecolporteerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gecolporteerd hebben
- zult gecolporteerd hebben
- zal gecolporteerd hebben
- zult gecolporteerd hebben
- zult gecolporteerd hebben
- zullen gecolporteerd hebben
- zullen gecolporteerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gecolporteerd hebben
- zou gecolporteerd hebben
- zou gecolporteerd hebben
- zou gecolporteerd hebben
- zouden gecolporteerd hebben
- zouden gecolporteerd hebben
- zouden gecolporteerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen gecolporteerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden gecolporteerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zullen gecolporteerd zijn
-
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zouden gecolporteerd zijn
-