INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• codificeren

O.t.t. (Present)

• codificeerde
• codificeerde
• codificeerde
• codificeerde
• codificeerden
• codificeerden
• codificeerden

O.v.t. (Past)

• zal codificeren
• zult codificeren
• zal codificeren
• zult codificeren
• zult codificeren
• zullen codificeren
• zullen codificeren

O.t.t.t. (Future)

• had gecodificeerd
• had gecodificeerd
• had gecodificeerd
• had gecodificeerd
• hadden gecodificeerd
• hadden gecodificeerd
• hadden gecodificeerd

O.v.t.t. (Condicional)

• heb gecodificeerd
• hebt gecodificeerd
• heeft gecodificeerd
• hebt gecodificeerd
• hebben gecodificeerd
• hebben gecodificeerd
• hebben gecodificeerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal gecodificeerd hebben
• zult gecodificeerd hebben
• zal gecodificeerd hebben
• zult gecodificeerd hebben
• zult gecodificeerd hebben
• zullen gecodificeerd hebben
• zullen gecodificeerd hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou gecodificeerd hebben
• zou gecodificeerd hebben
• zou gecodificeerd hebben
• zou gecodificeerd hebben
• zouden gecodificeerd hebben
• zouden gecodificeerd hebben
• zouden gecodificeerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden gecodificeerd
•  

O.v.t. (Past)

• worden gecodificeerd
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen gecodificeerd worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden gecodificeerd worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn gecodificeerd
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was gecodificeerd
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen gecodificeerd zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden gecodificeerd zijn
•