NL.png chargeren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • chargeren

O.t.t. (Present)

  • chargeerde
  • chargeerde
  • chargeerde
  • chargeerde
  • chargeerden
  • chargeerden
  • chargeerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal chargeren
  • zult chargeren
  • zal chargeren
  • zult chargeren
  • zult chargeren
  • zullen chargeren
  • zullen chargeren

O.t.t.t. (Future)

  • had gechargeerd
  • had gechargeerd
  • had gechargeerd
  • had gechargeerd
  • hadden gechargeerd
  • hadden gechargeerd
  • hadden gechargeerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gechargeerd
  • hebt gechargeerd
  • heeft gechargeerd
  • hebt gechargeerd
  • hebben gechargeerd
  • hebben gechargeerd
  • hebben gechargeerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gechargeerd hebben
  • zult gechargeerd hebben
  • zal gechargeerd hebben
  • zult gechargeerd hebben
  • zult gechargeerd hebben
  • zullen gechargeerd hebben
  • zullen gechargeerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gechargeerd hebben
  • zou gechargeerd hebben
  • zou gechargeerd hebben
  • zou gechargeerd hebben
  • zouden gechargeerd hebben
  • zouden gechargeerd hebben
  • zouden gechargeerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gechargeerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gechargeerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gechargeerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gechargeerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gechargeerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gechargeerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gechargeerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gechargeerd zijn
  •