INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• chambreren

O.t.t. (Present)

• chambreerde
• chambreerde
• chambreerde
• chambreerde
• chambreerden
• chambreerden
• chambreerden

O.v.t. (Past)

• zal chambreren
• zult chambreren
• zal chambreren
• zult chambreren
• zult chambreren
• zullen chambreren
• zullen chambreren

O.t.t.t. (Future)

• had gechambreerd
• had gechambreerd
• had gechambreerd
• had gechambreerd
• hadden gechambreerd
• hadden gechambreerd
• hadden gechambreerd

O.v.t.t. (Condicional)

• heb gechambreerd
• hebt gechambreerd
• heeft gechambreerd
• hebt gechambreerd
• hebben gechambreerd
• hebben gechambreerd
• hebben gechambreerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal gechambreerd hebben
• zult gechambreerd hebben
• zal gechambreerd hebben
• zult gechambreerd hebben
• zult gechambreerd hebben
• zullen gechambreerd hebben
• zullen gechambreerd hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou gechambreerd hebben
• zou gechambreerd hebben
• zou gechambreerd hebben
• zou gechambreerd hebben
• zouden gechambreerd hebben
• zouden gechambreerd hebben
• zouden gechambreerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden gechambreerd
•  

O.v.t. (Past)

• worden gechambreerd
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen gechambreerd worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden gechambreerd worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn gechambreerd
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was gechambreerd
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen gechambreerd zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden gechambreerd zijn
•