NL.png chagrineren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • chagrineren

O.t.t. (Present)

  • chagrineerde
  • chagrineerde
  • chagrineerde
  • chagrineerde
  • chagrineerden
  • chagrineerden
  • chagrineerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal chagrineren
  • zult chagrineren
  • zal chagrineren
  • zult chagrineren
  • zult chagrineren
  • zullen chagrineren
  • zullen chagrineren

O.t.t.t. (Future)

  • had gechagrineerd
  • had gechagrineerd
  • had gechagrineerd
  • had gechagrineerd
  • hadden gechagrineerd
  • hadden gechagrineerd
  • hadden gechagrineerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gechagrineerd
  • hebt gechagrineerd
  • heeft gechagrineerd
  • hebt gechagrineerd
  • hebben gechagrineerd
  • hebben gechagrineerd
  • hebben gechagrineerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gechagrineerd hebben
  • zult gechagrineerd hebben
  • zal gechagrineerd hebben
  • zult gechagrineerd hebben
  • zult gechagrineerd hebben
  • zullen gechagrineerd hebben
  • zullen gechagrineerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gechagrineerd hebben
  • zou gechagrineerd hebben
  • zou gechagrineerd hebben
  • zou gechagrineerd hebben
  • zouden gechagrineerd hebben
  • zouden gechagrineerd hebben
  • zouden gechagrineerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gechagrineerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gechagrineerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gechagrineerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gechagrineerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gechagrineerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gechagrineerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gechagrineerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gechagrineerd zijn
  •