INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- centupleerde
- centupleerde
- centupleerde
- centupleerde
- centupleerden
- centupleerden
- centupleerden
O.v.t. (Past)
- zal centupleren
- zult centupleren
- zal centupleren
- zult centupleren
- zult centupleren
- zullen centupleren
- zullen centupleren
O.t.t.t. (Future)
- had gecentupleerd
- had gecentupleerd
- had gecentupleerd
- had gecentupleerd
- hadden gecentupleerd
- hadden gecentupleerd
- hadden gecentupleerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gecentupleerd
- hebt gecentupleerd
- heeft gecentupleerd
- hebt gecentupleerd
- hebben gecentupleerd
- hebben gecentupleerd
- hebben gecentupleerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gecentupleerd hebben
- zult gecentupleerd hebben
- zal gecentupleerd hebben
- zult gecentupleerd hebben
- zult gecentupleerd hebben
- zullen gecentupleerd hebben
- zullen gecentupleerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gecentupleerd hebben
- zou gecentupleerd hebben
- zou gecentupleerd hebben
- zou gecentupleerd hebben
- zouden gecentupleerd hebben
- zouden gecentupleerd hebben
- zouden gecentupleerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen gecentupleerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden gecentupleerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zullen gecentupleerd zijn
-
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zouden gecentupleerd zijn
-