NL.png cementeren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • cementeren

O.t.t. (Present)

  • cementeerde
  • cementeerde
  • cementeerde
  • cementeerde
  • cementeerden
  • cementeerden
  • cementeerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal cementeren
  • zult cementeren
  • zal cementeren
  • zult cementeren
  • zult cementeren
  • zullen cementeren
  • zullen cementeren

O.t.t.t. (Future)

  • had gecementeerd
  • had gecementeerd
  • had gecementeerd
  • had gecementeerd
  • hadden gecementeerd
  • hadden gecementeerd
  • hadden gecementeerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gecementeerd
  • hebt gecementeerd
  • heeft gecementeerd
  • hebt gecementeerd
  • hebben gecementeerd
  • hebben gecementeerd
  • hebben gecementeerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gecementeerd hebben
  • zult gecementeerd hebben
  • zal gecementeerd hebben
  • zult gecementeerd hebben
  • zult gecementeerd hebben
  • zullen gecementeerd hebben
  • zullen gecementeerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gecementeerd hebben
  • zou gecementeerd hebben
  • zou gecementeerd hebben
  • zou gecementeerd hebben
  • zouden gecementeerd hebben
  • zouden gecementeerd hebben
  • zouden gecementeerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gecementeerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gecementeerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gecementeerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gecementeerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gecementeerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gecementeerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gecementeerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gecementeerd zijn
  •