NL.png caveren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • caveren

O.t.t. (Present)

  • caveerde
  • caveerde
  • caveerde
  • caveerde
  • caveerden
  • caveerden
  • caveerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal caveren
  • zult caveren
  • zal caveren
  • zult caveren
  • zult caveren
  • zullen caveren
  • zullen caveren

O.t.t.t. (Future)

  • had gecaveerd
  • had gecaveerd
  • had gecaveerd
  • had gecaveerd
  • hadden gecaveerd
  • hadden gecaveerd
  • hadden gecaveerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gecaveerd
  • hebt gecaveerd
  • heeft gecaveerd
  • hebt gecaveerd
  • hebben gecaveerd
  • hebben gecaveerd
  • hebben gecaveerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gecaveerd hebben
  • zult gecaveerd hebben
  • zal gecaveerd hebben
  • zult gecaveerd hebben
  • zult gecaveerd hebben
  • zullen gecaveerd hebben
  • zullen gecaveerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gecaveerd hebben
  • zou gecaveerd hebben
  • zou gecaveerd hebben
  • zou gecaveerd hebben
  • zouden gecaveerd hebben
  • zouden gecaveerd hebben
  • zouden gecaveerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • *
  •  

O.v.t. (Past)

  • *
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • *
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • *
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • *
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • *
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • *
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • *
  •