NL.png captiveren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • captiveren

O.t.t. (Present)

  • captiveerde
  • captiveerde
  • captiveerde
  • captiveerde
  • captiveerden
  • captiveerden
  • captiveerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal captiveren
  • zult captiveren
  • zal captiveren
  • zult captiveren
  • zult captiveren
  • zullen captiveren
  • zullen captiveren

O.t.t.t. (Future)

  • had gecaptiveerd
  • had gecaptiveerd
  • had gecaptiveerd
  • had gecaptiveerd
  • hadden gecaptiveerd
  • hadden gecaptiveerd
  • hadden gecaptiveerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gecaptiveerd
  • hebt gecaptiveerd
  • heeft gecaptiveerd
  • hebt gecaptiveerd
  • hebben gecaptiveerd
  • hebben gecaptiveerd
  • hebben gecaptiveerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gecaptiveerd hebben
  • zult gecaptiveerd hebben
  • zal gecaptiveerd hebben
  • zult gecaptiveerd hebben
  • zult gecaptiveerd hebben
  • zullen gecaptiveerd hebben
  • zullen gecaptiveerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gecaptiveerd hebben
  • zou gecaptiveerd hebben
  • zou gecaptiveerd hebben
  • zou gecaptiveerd hebben
  • zouden gecaptiveerd hebben
  • zouden gecaptiveerd hebben
  • zouden gecaptiveerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gecaptiveerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gecaptiveerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gecaptiveerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gecaptiveerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gecaptiveerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gecaptiveerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gecaptiveerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gecaptiveerd zijn
  •